Martinustoren openstelling 2024
Van 6 April tot 14 september is er elke zaterdagmiddag van 13.00 uur tot 15.30 uur de mogelijkheid om de toren te beklimmen. Uitzondering: op zaterdag 27 april en 1 juni is de toren gesloten voor publiek.
Wanneer je de Martinustoren buiten goed bekijkt, zie je dat de toren is versierd met uit zandsteen gebeitelde koppen. In het plafond van de toren is het wapen van Woudrichem geschilderd, een goud schild met twee zalmen, die herinneren aan de zalmvisserij van vroeger. De Martinustoren is 34 meter hoog en telt 196 treden. Eenmaal boven ontvangt een stadsgids u en vertelt desgewenst over de omgeving die u vanaf boven kunt zien.
Op de ‘tussenzolder’ staat een prachtig Korfhage uurwerk, geplaatst door de firma van de Kerkhof. Het uurwerk is geplaatst in 1931
Kinderen onder de 12 jaar mogen alleen onder begeleiding van een volwassene de toren beklimmen. De kosten bedragen €2,00 per persoon. Let op! U kunt alleen contant betalen.
Ontaard in een nachtmerrie
Op de valreep van de tweede wereldoorlog is Woudrichem ontsnapt aan een ramp. Zoals overal in het Land van Heusden en Altena hadden de Duitsers het voornemen de toren van de Hervormde kerk in dit vestingstadje in de lucht te laten vliegen.
De heren Wijnbelt, Kentie en Kodde hebben dit weten te voorkomen. Wijlen Willem Wijnbelt en IJsbrand Kentie wisten de korpscommandant Spangenberg over te halen tot het verwijderen van 450 van de 1350 kilo explosieven uit de kerktoren en hem bovendien ertoe te brengen om het behoud van de monumentale kerk te bepleiten bij de Duitse staf.
Pieter Kodde uit Werkendam heeft met gevaar voor eigen leven de verwijderde springstoffen weggebracht. Niet naar Fort Giessen, zoals hem was voorgehouden, maar naar de Bommelerwaard. Waar, met het uiterst gevaarlijk vrachtje dat hij vervoerde, drie kerken, een molen en een fabrieksschoorsteen zijn opgeblazen. En enkele dagen later de Andelse sluis. Een gruwelijke ervaring voor deze Werkendammer.
Het verhaal is in de naoorlogse jaren een eigen leven gaan leiden. Een halve eeuw nadien kan alsnog de juiste toedracht boven water worden gehaald. Dankzij Kodde's relaas en de bewaard gebleven briefwisseling tussen ijsfabrikant Wijnbelt en de eveneens niet meer in leven zijnde hoofdonderwijzer W. van Heetkamp. De laatste heeft in het drama een ondergeschikte rol gespeeld.
Alle hoogste punten moeten verdwijnen.
Woudrichem houdt haar adem in, haar monumentale trots staat als tweede op de lijst. De toren zit vol explosieven. Het wachten is op de vonk in dit kruitvat. Dat verhaal begint in april 1945 bij het opblazen van de kerktoren van Werkendam.
Zakenman Wijnbelt is een van de weinige Woerkumers die én de Duitse taal beheerst en zijn bekkie durft te roeren. Hij stapt met kerkvoogd Kentie naar Spangenberg en wijst deze op zijn verantwoordelijkheden.
Elk moment kan de kerk het volgende object zijn. De woerkumers houden hun hart vast.
Dinsdag 24 april vindt ten huize van Willem Wijnbelt koortsachtig overleg plaats tussen de heren Wijnbelt, Spangenberg en Kentie. De korpscommandant slaat aan het rekenen en geeft toestemming om de hoeveelheid explosieven tot negenhonderd kilo terug te brengen en deze zo af te dekken, dat bij het tot ontploffing brengen de toren niet op de woonhuizen valt, maar in de richting van het Arsenaal.
Wijnbelt schrijft; “helaas moest worden geconstateerd dat bij degene die het meest gevaar liep, weinig animo bestond om voor dit doel tijdelijk zakken af te staan ".
BANG
Kodde hangt niet graag de held uit. "waarom ik die rol op mij nam, iemand moest het toch doen? Mijn schoonvader was hartpatiënt en zijn oudste zoon was pas vijftien, dus ging ik. Nuchter: ik ben zo bang als ieder ander, maar niet op dat moment”.
Over het begin van een tocht die een nachtmerrie werd, zegt hij: "ik moest de huifkar voor de toren rijden waar de burgerij onder toezicht van de Duitsers een deel van de munitie naar buiten bracht. Lange staven dynamiet, brokken trotyl en landmijnen. Als dat spul ontploft was ..…".
Onder geleide van vier zwaarbewapende Duitsers rijdt Pieter Kodde met zijn levensgevaarlijke vrachtje richting Giessen. Twee Duitsers fietsen aan weerszijden op ooghoogte; de andere twee heeft hij in de rug. Het laat zich raden, hoe dat aanvoelt. Kodde: "onderweg krijg ik te horen dat de Andelse sluis de bestemming is. Daar aangekomen wordt mij toegesnauwd, “durch zu farhen”.
De reis gaat nu langs de rivierdijk richting Zaltbommel. Bij de molen onder Gameren moet ik stoppen.
De Duitsers halen springstof van mijn kar en dragen die de molen in. De mensen die rond de molen wonen, worden hun huizen uitgejaagd. Kodde moet driehonderd meter met zijn hittekar terugrijden. Eén van die Duitsers blijft naast me staan zodat ik er met mijn gevaarlijk vrachtje niet vandoor kan gaan. Een zware dreun weerklinkt. Ik zie dat de molen in zijn geheel opgetild wordt en dan in brokken uiteenvalt. Ook het huis van de molenaar wordt zwaar beschadigd. Vervolgens wordt de kerk in Gameren opgeblazen.
Nieuwaal en Zuilichem
De vernietigingstocht wordt tot ontzetting van Pieter Kodde voortgezet. Richting Nieuwaal en Zuilichem wordt de schoorsteen van een steenfabriek neergehaald. En verder gaat de reis.
Naar Zuilichem, daar wordt een staaf springstof vastgebonden aan een omvangrijke, hoge kastanjeboom voor een herenhuis. Na veel smeken van de eigenaar mag de boom worden omgezaagd. Met een grote trekzaag: aan elke kant twee man. De Duitsers wachten tot de boom platligt.
Ook in Zuilichem blazen de vier Duitsers de kerk op. "een enorme knal " herinnert Kodde zich. Het gebouw wordt volledig opgelicht en valt net als de Gamerse molen, in de lucht in brokken uit elkaar. Eén van de Gamerse molens is onder water gezet en daardoor niet bereikbaar voor Kodde’s hittekar.
Acht uur is het inmiddels.
Als een vrouw in Zuilichem verneemt dat Kodde al uren onderweg is, stopt zij hem snel enkele snede brood toe. Het is vrijwel donker als we in Brakel aankomen, vertelt Kodde. Daar heeft een woedende menigte zich rond de kerk verzameld. De Brakelnaren hebben gehoord en gezien wat er in de andere dorpen is gebeurd. Zij reageren zo agressief op de Duitsers dat deze de schrik te pakken krijgen. Die schieten in de lucht om de menigte op afstand te houden. Het opblazen van de kerk mislukt; alleen het torentje vliegt in brand. Wellicht hebben de Duitsers uit angst een heel lichte springstof gebruikt.
Op scherp.
Pieter Kodde vervolgt; even later waren de Duitsers verdwenen, zo maar, van het ene op het andere moment. Daar stond ik met mijn kar, met nog een heleboel springstof. De Brakelnaren blusten de brand in de toren en wilden ook mijn kar ergens even lossen. Na mijn waarschuwen dat er mogelijk landmijnen op scherp stonden, liep dit goed af. Ik ben weg gescharreld, richting Andelse sluis.
Thea Kentie, zijn verloofde, weet niet meer waar zij het zoeken moet. Pieter is vroeg in de middag met zijn gevaarlijke vracht vertrokken, het is al laat in de avond en nog steeds is hij niet teruggekeerd. Ondanks het verbod om na spertijd op straat te zijn besluit ze naar de korpscommandant te gaan, zo ongerust is zij.
In het Spieringstraatje liep ik een Duitser tegen het lijf. Ik riep hem toe; “ik moet naar Spangenberg", en holde door. Op mijn vraag; "waar is mijn verloofde? Keek de korpscommandant mij aan of ik achterlijk was. Dodelijk ongerust keerde zij naar huis terug. En maar wachten en wachten, uur na uur verstreek
Zonder escorte.
Pieter Kodde rijdt in het pikkedonker over de dijk; een grindweg met hobbels en kuilen. Met de dood op de hielen en de angst in zijn lijf dat één ander ontploft. Vol afgrijzen vertelt hij: "bij de Andelse sluis staan de Duitsers mij op te wachten. Zij laden de munitie uit en blazen er enkele dagen later de sluis mee op.
Twaalf uur is het inmiddels, zonder escorte moet ik maar zien dat ik thuiskom. Ik heb geen bewijs dat ik na spertijd op straat mag zijn. Dat kan me de kop kosten. Het hoefgekletter van het hitje op de dijk en later in de Woudrichemse straten vervult de lucht als ik om één uur thuiskom. Pieter: "Thea was helemaal over haar toeren, ook mijn schoonouders waren dodelijk ongerust. Dat de korpscommandant niet aan Thea vertelt heeft waar ik naar toe was, komt kennelijk omdat hij zelf ook in paniek was”.
Later heb ik vernomen dat hij op eigen gezag deze onderneming georganiseerd heeft. Ik was op weg gestuurd voor een reisje van een uur, het werden twaalf verschrikkelijke uren.
Dat Spangenberg na deze verderf zaaiende escapade goed met het Woudrichemse Godshuis in zijn maag zit, blijkt uit het feit dat hij opnieuw in Meerkerk pleit voor behoud ervan. Ditmaal duwt hij zijn meerderen het boekje "Die merkwurdigsten Bauten in den Niederlanden "onder de neus, waarin een Duitse professor de Woerkumse toren de hemel in prijst. De korpscommandant speelt nog een troef uit.
Gijzelaar.
Wijnbelt schrijft daarover; bovendien kon Spangenberg daar meedelen, dat een Nederlander zich had aangeboden om als gijzelaar met de Duitsers terug te trekken om hem te executeren, wanneer de Geallieerden de toren als waarnemingspost of anderszins zouden gebruiken. Achteraf een naïef bod, want de Duitse staf hechtte geen waarde aan een dooie Nederlander en deze gijzeling zou de Geallieerden niet weerhouden hebben van een passend gebruik van deze toren. Voorheen stonden grotere belangen op het spel.
'Wijnbelt schrijft verder dat het Duitse boekje kennelijk indruk op de Duitse bevelhebbers heeft gemaakt. Er is beraad geweest en de opdracht tot sprengen lassen is uitgebleven. Er waren inmiddels onderhandelingen aan de gang over de overgave van Duitsland. Was dat niet het geval geweest, dan denk ik dat bij het terugtrekken van de Duitsers uit Woudrichem toch de opdracht tot opblazen uit Meerkerk gekomen zou zijn. Dan nog is het de vraag of de toren opgeblazen zou zijn. Want een ondergeschikte van Spangenberg had, "die nase voll".
Op zaterdag middag 5 mei geeft Spangenberg het bevel de resterende negenhonderd kilo springstof uit de toren te halen. Organist van den Heetkamp staat erbij als burgers, onder wie kinderen van veertien jaar de staven dynamiet op een kar laden. Hij schrijft; "toen dit gevaarlijke vehikel verdwenen was, heb ik God op mijn knieën gedankt voor zijn verlossing.
Maandagmorgen 7 mei hebben enkele ingezetenen, waarbij ook ik mij bevond, boven op de toren de vaderlandse driekleur gehesen, onder het zingen van het Wilhelmus.